Over de introductie van de Red Holstein
Tien jaar na de Holsteinisatie van de zwartbonten waren de roodbonten aan de beurt. Brabant stond daarbij in de voorhoede. Het verloop was echter heel anders dan bij zwartbont. Stieren uit Noord-Amerika leverden het begin. Hun bloed moest echter wel eerst gemengd worden met Europese genen voordat ze het roodbonte rundvee konden omvormen.
MRIJ populair
Het MRIJ-vee had rond 1975 een sterke positie op de rundveebedrijven in Oost- en Midden- Brabant. Het was de tijd van de nieuwe ligboxenstallen, want iedere boer die veehouder wilde blijven bouwde in die tijd zo’n stal. Bij de uitbreiding van de melkveestapel, die hiervan het doel was, speelde de keuze voor een ander ras nauwelijks een rol van betekenis. Dat kwam omdat de MRIJ als dubbeldoelkoe goed voldeed. Stieren als Jetje’s Arthur, Alexander en Robin zorgden in die tijd voor een productieve koe met gewicht. Hun opvolgers Prins 2 en Betsie 19’s Mars waren toen nog niet in beeld, maar zouden later deze positieve tendens verder door trekken.
De start met RHF
Toch zou een tijd van grote veranderingen aanbreken. Sperma-importeurs van Holstein-Friesianstieren slaagden er in korte tijd in een flinke afzetmarkt van zwartbont HF-sperma op te bouwen. Veehouders met roodbont vee wilden echter geen zwartbonte stieren voor hun koeien. Maar sinds kort was ook de roodbonte variant van de HF, de RedHF, door de stamboeken in Noord-Amerika erkend. In 1975 werden de eerste inseminaties met RHF sperma in Noord-Brabant verricht. Dit gebeurde vooral in de Kempen, waar ir. Pieter Heemskerk vanuit Hilvarenbeek distributeur van de Amerikaanse ki ABS was geworden. De stieren van het eerste uur waren ELV Citation Leon Red en de zwartbonte Hanover Hill Triple Threat, die de roodbontfactor bezat, waardoor uit roodbonte moeders de helft van de kalveren roodbont geboren werd. HHTT had van zijn vader de merkwaardige Telstarfactor geërfd, waardoor weer de helft van de roodbont geboren kalveren na verloop van tijd zwart verkleurden. Voor HHTT werd flink reclame gemaakt, getuige het verhaal van een boerin uit Esbeek, waar een commissie vanuit de ki koeien kwam keuren en er zojuist een kalf van HHTT was geboren. De kalveren van deze stier groeien uit tot koeien, die 12.000 kg melk per jaar gaan geven en 12 jaar mee gaan, vertelde ze. En ik zie nu al, dat het een prachtige uier gaat krijgen, vulde de boer aan, legde het kalf op zijn rug en wees de verbouwereerde commissie op het uierweefsel van het diertje.
Eerste proefopzet
In de volgende jaren nam het gebruik van RHF-sperma zeer geleidelijk toe, in 1977 tot 1170 inseminaties in Noord-Brabant. De gebruikers zagen het toch vooral als een experiment. De fokrichtingen lagen immers behoorlijk ver uit elkaar. Inmiddels waren er meer sperma-importeurs op de markt gekomen, die ook RHF stieren aanboden. Zoals Wijnand Pon met stieren van Caneda Holstein en Van Pelt en Kuipers met Duitse stieren. Wat later voegde Antoon van Nieuwenhoven uit Limburg zich ook in dit rijtje. Bij de ki-verenigingen gingen ondertussen de eerste stemmen op voor een proef. In 1976 bespraken de verenigingen Land van Cuijk en Midden-Brabant een proefopzet van RHF op MRIJ. Het doel was de mogelijkheid te onderzoeken om de sterke punten van beide rassen met elkaar te verenigen. In het Land van Cuijk slaagde directeur Jan Goossens er in om van zijn bestuur groen licht te krijgen, terwijl daarentegen het bestuur van Midden-Brabant het plan van directeur Chris Willems afwees.
De eerste resultaten
In 1978 organiseerde Heemskerk in de manege in Hooge Mierde een presentatie van de eerste kruislingen uit roodbonte koeien. Toen bekend werd dat Caneda Holstein met dochters van de stier Branderlea Cit. Topper in 1979 op de Werktuigendagen in Liempde zou komen, besloot het bestuur van de Provinciale Bond voor de Rundveefokkerij (PBR), bestaande uit bestuurders van de ki-verenigingen, ook een stand te plaatsen met 3 beste MRIJ-koeien. Wat tegengas geven tegen de reclame van de spermaverkopers achtte de PBR beslist nodig. De Toppervaarzen van Caneda Holstein maakten weinig indruk. Ze gaven veel melk, echter met laag vetgehalte, en het talrijke publiek zag er niet veel in. Jan Goossens ging ondertussen in het Land van Cuijk aan de slag en in 1979 kwamen de eerste stieren uit de proef in productie als ki-stier. Goossens wilde geen onduidelijkheid bij de veehouders en gaf de RHF-kruislingstieren Engelse namen, zoals Native Newman, Big Barney en Jaspar’s Pencil. Om de variatie in bespiering aan te geven liet Goossens voor de aardigheid tijdens de jaarlijkse kijkdagen de leden van de vereniging schatten of Big Barney een kruisling dan wel een zuivere MRIJ-stier was. Het was een flink bespierde stier en de helft van de leden zag hem voor een MRIJ aan. Jaspar’s Pencil daarentegen was zo smal, dat hij dreigde door de spijlen van zijn box te kruipen. In 1980 werden 2350 RHF inseminaties verricht in Brabant, terwijl daarnaast de ki Land van Cuijk 1650 inseminaties uitvoerde van hun eigen RHF *MRIJ-kruislingstieren. In deze periode nam van jaar tot jaar het gebruik van MRIJ-sperma nog toe. Tot 1980 toen MRIJ de top in Noord-Brabant met 245.000 eerste inseminaties bereikte .
RedHolstein-pionier
Jan Goossens was een uitgesproken voorstander van de Holsteinfokkerij geworden en propageerde die met verve. Hij vergeleek de rundveefokkerij met de kippenfokkerij, waar het dubbeldoel achterhaald was en de specialisatie tot legrassen en tot vleesrassen had geleid. Hij voorzag een soortgelijke ontwikkeling in de rundveehouderij met het gezegde dat het verteringskanaal van de Holstein 10 m langer was dan van de dubbeldoelkoe. Overigens was Goossens ook fan van het Jerseyras, dat hij nog hoger inschatte als efficiënte melkproducente. Ook van enkele andere melkrassen stelde hij sperma beschikbaar, wel moesten ze rood van kleur zijn. Die betere voerbenutting kwam later uit bedrijfsvergelijkingen toch niet naar voren, toen bleek dat dubbeldoel in rentabiliteit niet onder hoefde te doen voor de Holstein. Maar dat was meer dan 15 jaar later. Jan Goossens zocht versterking van het RHF-programma, nam een aandeel in de stier Pieter van het FRS en versterkte de band met de Caneda Holstein-stieren van Wijnand Pon.
MRIJ-commissie van start
Andere ki-verenigingen in Brabant kochten ondertussen links en rechts ook een stier met RHF-bloed om de leden aan te bieden. Al spoedig werden meer gestructureerd deze stieren over de grenzen van de ki-verenigingen heen gebruikt vanuit het programma RHF Zuid. Dit leidde in 1981 tot oprichting van de landelijke MRIJ-commissie, met als taak stieren met (deels) andere bloedvoering ter verbetering van het MRIJ-ras beschikbaar te krijgen. Hieraan deden 12 van de 13 roodbonte ki-verenigingen in Nederland mee. Alleen Land van Cuijk hield zich afzijdig vanwege haar eigen programma. Wel had de Cuijkse ki-vereniging 4 Duitse stieren met RHF-bloed van Antoon van Nieuwenhoven, die bezig was de eigen particuliere ki Samen op te richten, ingezet. Dit waren de stieren Alpenrex, Aarde, Dorpel en Massa. Daar bleef het bij, omdat het bestuur van Land van Cuijk de uitwisselingsregeling van sperma tussen de zuidelijke ki-verenigingen niet op het spel wilde zetten. De 4 mochten in Beers blijven staan, maar nieuwe stieren mochten er niet meer bij komen. Ondertussen was de erkenning door de overheid van ki Samen in november 1982 verleend en begon de sperma-verkoop door Samen te groeien door de introductie van de DHZ-ki in die jaren. In 1981 werden in Land van Cuijk 8900 inseminaties van RHF-stieren verricht en in overig Brabant 3650. In 1982 kwamen voor het eerst twee RHF-stieren in het individuele ki-klassement voor. Van ED Thor werden 4880 en van HHTT 3570 eerste inseminaties in ‘roodbont’ Brabant’ gedaan. In Land van Cuijk steeg het aandeel RHF-inseminaties in 1982 tot 20 %, in overig Brabant werd dit 5 %. In 1983 bleven deze percentages gelijk.
Doorbraak Alpenrex
Vanaf 1981 kwamen op de Land van Cuijkse fokveedagen in Wanroy afstammelingen van RHF- stieren voor het voetlicht. In dat eerste jaar 25 stuks van HHTT en 12 dochters van Topper. De jaren daarop met ca. 100 kruislingdieren met ED Thor als voornaamste vader. De indruk was dat de meeste dieren in hun voorkomen meer naar HF dan naar MRIJ trokken. Veehouders waren vrij in hun keuze in welke rubriek ze hun dier wilden laten keuren. Zo kon het gebeuren, dat de eerste jeugdkampioene in de Redrichting Liza 124 van Stef Goossens, een volle zuster was van de eerste kampioene van gemengd bloed in de MRIJ-afdeling Liza 125. Duizenden bezoekers trokken naar de fokdag in Wanroy in die jaren, vooral ook toen de dochters van Alpenrex in 1984 op het toneel verschenen. Alpenrex was een ongekende productieverhoger en hij zorgde voor een doorbraak in het Land van Cuijk, door in dat jaar de meestgebruikte stier te worden. Hij gaf zijn dochters beste uiers mee, maar ze bleven als koe aan de lichte kant. Door de enorme belangstelling voor de demonstratie van afstammelingen van o.m. Alpenrex in mei 1984 in Wanroy ontstond in de volgende jaren een nieuwe keuring: de Nationale RHF-show. Hier kwamen naast de MRY-kruislingen ook de Red’s uit de Friese roodbonten en de roodbonte Duitse importkoeien uit Gelderland en Limburg op de keuring. De eerste kampioene was in 1985 Mina 94 van Wiel Peeters, die als modelkoe voor de roodbonte melkrichting werd beschouwd. De combinatie van afstammelingengroepen met de Nationale RHF-show trok jaarlijks veel publiek en is gehouden tot 1995. Dan was er in september de Fokveedag Land van Cuijk en in mei de Koeienstand van de PBR in Liempde, waar al spoedig de 3 fokrichtingen getoond werden onder massale belangstelling. Nooit is er zoveel discussie over fokrichtingen geweest dan in de eerste helft van de jaren 80. In de tweede helft van de jaren 80 kwam er veel meer duidelijkheid.
Kruislingen halen de top
In 1986 raakte de vererving van Red Mitchel en Franko bekend. Twee stieren, die beter bij de wensen van de roodbontboeren aansloten en die in eiwit goed en in bespiering redelijk goed mee konden met MRIJ. Deze stieren stamden moederzijds uit de Duitse zwartbontfokkerij, die altijd al wat robuuster was geweest dan de FH in Nederland. Ze werden gevolgd door Leon en Robert 5 van de MRIJ-commissie, die duidelijk aan het streefdoel voldeden en het beste van RHF en MRIJ wisten te combineren. Deze 4 stieren spraken veel veehouders aan, wat tot gevolg had dat ze in 1989 de meest gebruikte stieren waren en 33 % van alle inseminaties bij de roodbonten op hun naam kregen.
Eiwit door Marty en Pigeonwood
In 1993 gaat opnieuw een grote groep MRIJ-veehouders over, als de stier Marty beschikbaar komt met een torenhoge productie gecombineerd met hoog eiwit en goede bespiering. Deze komt uit het fokprogramma van ki Oost, evenals de stieren Clara’s Orkan en Liza 97’s Caveman. Land van Cuijk heeft succes met Pigeonwood als ongekende eiwitvererver. Deze 4 stieren komen ook weer uit een van oorsprong MRIJ-moederlijn. De MRIJ gaat bijna aan het succes van het inkruisingsprogramma ten onder. Pigeonwood zorgt er in zijn eentje voor, dat ki Land van Cuijk als enige coöperatie in Nederland geen fusie aangaat en tot 1996 blijft voortbestaan, wanneer de landelijke ki-fusie in Holland Genetics zijn beslag krijgt. Veel veehouders in andere verenigingen willen Pigeonwood gaan gebruiken en ki Land van Cuijk kan deze stier vermarkten met aankoop van zwartbont sperma tot opluchting van de groeiende groep veehouders in het Land van Cuijk, die overschakelt op zwartbont Holstein.
Eigen stempel
Samenvattend zou men kunnen stellen, dat het zonder inbreng van Europese koefamilies nooit gelukt zou zijn om een eigen stempel op de Nederlandse roodbontfokkerij te drukken. Een stempel dat zijn waarde in de loop van de tijd heeft bewezen.
Moergestel, december 2012 Frans Kuijpers