Een belangrijke bijdrage uit de Peel

Dorus Rutten en de Seike’s Sjoerd-fokkerij

Medio  jaren dertig van de vorige eeuw was de roodbontfokkerij in het Land van Cuijk toe aan bloedverversing. Niet dat er zozeer gebreken naar voren kwamen, maar het gevoel ontstond dat de fokkerij over de top heen was. Werd in de twintiger jaren inteelt op het Sjoerd-bloed allerminst geschuwd, in de jaren dertig blijkt men hiervan toch weer terug te zijn gekomen. De eigen Sjoerd-lijnen dreigden op een eind te lopen. Men zocht naar ander bloed en vond dit door de aankoop van Jumbo  4502 in Limburg, die stamvader werd van de  lijn Jumbo-Prins-Stina 3’s Prins. Deze lijn zorgde voor nieuwe hoogtepunten in de Cuijkse fokkerij. Maar men trok ook vertegenwoordigers van het Sjoerd-bloed uit andere fokgebieden aan en de belangrijkste hiervan werd met zijn nafok de stamvader Seike 1’s Sjoerd   6172 van de fokvereniging Rijkevoort. Op de Centrale Stierenkeuring in 1942 in Den Bosch behaalde Stina 3’s Prins het kampioenschap met Seike 1’s Sjoerd als reserve-kampioen. Beide stieren hebben met hun nafok gedurende 15 jaar de Brabantse fokkerij beheerst en waren qua invloed vrijwel gelijkwaardig aan elkaar. Het is merkwaardig, dat in beschrijvingen van de fokkerij de rol van Seike1’s Sjoerd sterk onderbelicht is gebleven, mogelijk omdat uit deze lijn geen preferente stieren zijn voortgekomen. De waardering van de Brabantse boeren voor de prestaties van deze foklijn was er wel en deed zeker niet onder voor de Prins-fokkerij. Fraaie belijning en afwerking waren niet direct kenmerken van de Seike’s Sjoerd-fokkerij, maar wie koeien wilde met massa en soort in combinatie met doorgaans een goede productie, en daarbij nog de karakteristieke dieprode kleur, kwam al spoedig bij dit bloed uit. Met name de verhoging van het vetgehalte in de melk was stevig verankerd in deze stam.

Opmerkelijke initiatieven
Seike 1’s Sjoerd werd in 1938 geboren bij Th. Rutten op de St Jozefshoeve diep in de Boekelse Peel. Tegenwoordig ligt de boerderij op korte afstand van de Middenpeelweg, maar in die tijd was deze locatie nog ver van de bewoonde wereld verwijderd achter het nieuwe Peeldorp Venhorst in wording. Rutten kwam vanuit het ouderlijk bedrijf in Uden om begin jaren dertig op dit bedrijf te gaan boeren. De mensen, die Dorus Rutten nog gekend hebben, herinneren zich hem als een zeer vooruitstrevend man, die er niet voor terugschrok om gedurfde beslissingen te nemen. Zo maakte hij al vroeg gebruik van gemotoriseerde tractie en dat maakte indruk. Rutten kocht een aantal goede koeien bijeen en behaalde er opmerkelijke successen mee, zowel op de keuringen als in de fokkerij. Hieruit kwamen ook weer twee van de belangrijkste zonen van Seike 1’s Sjoerd nl. Truda’s Sjoerd  en Geertje’s Sjoerd 6.  Weinig fokkers hebben in zo’n korte periode – hij ‘emigreerde’ in 1948 naar Texel – hun stempel op de zuidelijke MRIJ-fokkerij kunnen drukken.

In 1936 had hij als lid van de fokvereniging Boekel de top op de fokveedag van de Bond Veghel wel zo goed als bereikt en stapte toen over naar de fokvereniging Rijkevoort, in die tijd  toonaangevend in het zuidelijke Land van Cuijk. Dat opende voor hem de weg om voortaan in te zenden op de streekfokdag van St Anthonis en de grote Cuijkse fokveedag. Het resultaat was, dat zijn koe Geertje 4 zowel in 1935 in Veghel als in1937 in St Anthonis de kampioenstitel verwierf en in Cuijk in dat laatste jaar reserve-kampioene werd. In het jaar daarop was Rutten opnieuw succesvol, nu met Cato 6 als kampioene in St Anthonis, terwijl dochter Cato 12 daar in 1946 de titel wist te bemachtigen. Later is uit deze familie de Land van Cuijkse fokstier Cato 16’s Prins voortgekomen.

Dorus Rutten kocht Seike 1 als oudere koe bij zijn pachtheer Piet Jac van de Broek in Boekel, toen deze ophield met boeren. Seike 1 was vlot ontwikkeld met wat smalle bovenbouw. Ze gaf goed melk met rond 4,10 % vet evenals haar moeder Coba, dus met zeldzaam hoge gehalten voor het MRIJ vee van die tijd. Met haar nafok won ze de rubriek stammoeders op de fokdag van St Anthonis.  Haar vader was de stier Berthus van Gassel, een dubbele kleinzoon van de massale Doel van Gassel, die in Boekel had gestaan, en gefokt was door de bekende keurmeester Martien Poos uit Gassel.

Een ongebruikelijke tocht
Rutten trok met Seike 1 naar Milheeze, zuidelijker in Peelland gelegen, naar Sjoerd 4665, die tot de beste jongere stieren in de provincie werd gerekend. Het was in die tijd een ongebruikelijke stap om naar een stier buiten het Land van Cuijk te gaan. Sjoerd 4665 was in Limburg gefokt door B. Bruynen van de Nieuwerf  in  Grubbenvorst en een zoon van de Sevenumse Sjoerd 3854. Deze laatste was van een echte IJsselkoe uit het Roland-bloed, gefokt door

H. Overmars in Raalte en op zijn beurt een zoon van Sjoerd 20, die op grond van zijn goede fokkerij in Wijhe preferent werd en later weer naar Limburg (Helden) terug keerde.

Sjoerd 20 was uit de combinatie van Sjoerd 1 met Kato, de bekende stammoeder van de kinderen Piet Barten in Beers. Zowel Kato als Sjoerd 20 en Sjoerd van Sevenum werden hoog bekroond op de keuringen in Cuijk, respectievelijk Raalte en Horst/Venray.

De opmerkelijke tocht door het Peelgebied naar Sjoerd in Milheeze bleef niet zonder gevolgen en Seike 1’s Sjoerd was het resultaat. De fokvereniging in Rijkevoort kocht de stier aan, waar hij 8 jaar dienst heeft gedaan. Seike1’s Sjoerd maakte naam als stierenfokker, van hem werden  96 zonen in het stamboek opgenomen. Zijn dochters eisten op de Cuijkse fokdag in 1948 als groep de tweede plaats op achter de groep van Stina 3’s Prins.

Seike 1’s Sjoerd gaf sterke, robuuste koeien met beste achterstellen en sterke benen. De uierkwaliteit was goed, in het middenstel waren ze dikwijls iets gerekt of vielen wat weg achter de schouder. Dijen en schenkels waren flink bespierd met vaak een naadje over de bil, waar de Brabantse boeren over het algemeen geen hekel aan hadden. Ook in de kleur waren ze uniform, overwegend donkerrood met een witte vlam of smalle singel direct achter de schouders en een kol als aftekening voor de kop. Voor zeer goede exterieur- en vetvererving en vrij goede melkvererving kreeg Seike1’s Sjoerd bij het afstammelingenonderzoek een eerste premie toegekend.

Van zijn zonen groeide Geertje’s Sjoerd 6 uit tot de beste stier van Limburg. Moeder Geertje 4 had echter een laag vetgehalte in de melk, waardoor de zoon uitgesloten bleef van deelname aan kampioenschappen, waarover nogal wat te doen was. Later, toen zijn vetvererving gunstig uitpakte, won hij alsnog de titel in Roermond. Geertje’s Sjoerd 6 gaf met zijn goede vererving een flinke vooruitgang in de KI van Helden. Zijn bloed is later nog het meest verspreid door kleinzoon Mina 14’s Hein en via deze door Jetje’s Arthur. 

In Brabant was Corrie’s Sjoerd 10 de eerste veel gebruikte stier bij de KI.  Deze Seike 1’s Sjoerd-zoon was gefokt door Jan  Verkuijlen in Rijkevoort en stond bij de KI Hilvarenbeek, waar  Stef van Dieten als plaatselijke dierenarts naam maakte met goede bevruchtingsresultaten, voordat hij als directeur  de KI De Kempen vorm zou gaan geven.  Via een van zijn dochters werd Corrie’s Sjoerd 10 voorvader van de beste vererver Arno van KI De Meijerij, op zijn beurt weer grootvader van Leon, de kampioenfokstier op de NRM in 1994.

De voornaamste stamhouder in de Seike’s Sjoerd-lijn zou zijn zoon Truda’s Sjoerd worden, die tegelijk met zijn vader in Rijkevoort ter dekking stond en in 1949 wegens familieteelt naar Uden ging,waar hij ook nog 2 jaar dienst deed. Moeder Truda was gekocht bij Jos Dekkers in Zeeland en stamde af van Corrie’s Sjoerd  4982, ook een zoon van Sjoerd 3854 van Sevenum. Verderop kwam weer Doel van Gassel in de afstamming voor. Truda was kreupel geraakt op de Cuijkse fokdag in 1942, maar nadat Dorus Rutten gesproken had met de jury kwam ze voorop in haar rubriek, wat de andere inzenders niet erg konden waarderen. Toch zullen de keurmeesters het niet zo slecht gezien hebben, want later bleek Truda’s Sjoerd een vlot goede exterieurvererver te zijn. Met name de goede achterstellen en het sterke, zware beenwerk werden geprezen; wel had men graag wat meer flankdiepte bij de nakomelingen gezien. Samen met de goede melkplas en de vrij goede vetvererving betekende dit een eerste premie bij het afstammelingenonderzoek.

Uit de Udense periode stamt zijn dochter Jeanette 46 van Th. Peijnenburg in Boxtel. Ze werd moeder van de bekende fokstier Jeanette’s Gustaaf van KI Peelland.

Jeanette’s Gustaaf gaf laatrijpe koeien, die nog sterk aan de fokkerij van Truda’s Sjoerd deden herinneren.

Dubbele kleinzoon
Grote invloed is uitgegaan van Mina’s Sjoerd 15, de dubbele kleinzoon van Seike 1’s Sjoerd via vader Truda’s Sjoerd en moeder Mina 6, die kampioene was in St Anthonis in 1948. Mina’s Sjoerd 15 was geboren bij de Gebr. van Dommelen in Rijkevoort en dekte 8 jaar in de fokvereniging Cuijk. Hij was een uitgesproken stierenfokker, liefst 113 zonen zijn van hem ingeschreven, en hij gaf zware, massale koeien met wat weinig afwerking en veel bespiering. Bij sommige was het beenwerk aan de grove kant en vaker kwamen wat weinig flankdiepte of te ronde dijen voor. Over de productie was men goed tevreden, melk en vet werden verbeterd. In Brabant kreeg ook deze stier een eerste premie voor zijn vererving. In landelijk verband begon de trend naar een gelijnder type met een meer uitgesproken wigvorm zich af te tekenen. Dit werkte niet in het voordeel van Mina’s Sjoerd 15,  zodat hij bij de keuring voor preferentschap naast het begeerde predikaat greep.

Eigen stempel
Land van Cuijk meende het antwoord op de landelijke koerswijziging gevonden te hebben met Doel 12033. Hij was de mooi gelijnde troef van de KI in Beers en daar gefokt door de kinderen Marinus Theunissen  als zoon van Mina’s Sjoerd 15 en de Prins-dochter Dora 22.  Doel werd kampioen op de stierenkeuring  van 1953 in Den Bosch en was een jaar later de nationale reserve-kampioen op de NRS-tentoonstelling. Mooi en groot gingen in die tijd niet gemakkelijk samen en Doel was daarvan het levende bewijs. De geliefde robuustheid van het Cuijkse vee ging verloren, al was er op de vererving van uier, benen en correctheid van bouw weinig aan te merken. Wel zou men wat meer diepte in de middenhand gewenst hebben.In de productie deed Doel goed werk met een mooie vetgehalteverhoging.

Toon van Laarhoven, die vanuit het Rijksveeteeltconsulentschap de keuringen op afstammelingen organiseerde zei het indertijd zo:

In Beers waren de Doel-dochters toch wel mooie koeien, maar in Mill werden ze al kleiner en aan de Maaskant waren het maar koetjes.

Doel drukte een eigen stempel waardoor we hem eerder als een aparte stamvader beschouwen en niet meer als representant van de  Seike’s Sjoerd-fokkerij. Dat lichte koeien met sterke benen en uiers en een goede productie langer op de bedrijven blijven is bij de introductie van de Duurzaamheids-index gebleken, maar was indertijd van de Doel-fokkerij ook al bekend. Daarom is achter de huidige generatie fokstieren toch relatief vaak Doel of een van zijn zonen of kleinzonen terug te vinden. Een beste stier was Sebie 6’s Doel, gefokt door Harrie van Raaij in Beers en reserve-kampioen in Den Bosch, die later erg wisselend fokte. Hij verhoogde het vetgehalte, maar dit ging ten koste van de melkaanleg van zijn dochters. Duurzaam was wel Dora 52’s Doel, die bij KI De Kempen 15 jaar oud is geworden en tot 1971 dienst heeft gedaan. Hij  was uit de bekende Dora 52 van Piet Goossens in Beers en leverde dochters met gevulde achterstellen en wat ondiepe middenhanden, die goed melk gaven.

Van Mina’s Sjoerd 15 hebben meerdere zonen invloed gekregen op de fokkerij. Een van deze was Geert 14278 van de KI Udenhout, de zwaarste stier bij MRIJ en gefokt door de actieve secretaris Toon Gerrits van de fokvereniging Cuijk. Hij liet bij gelegenheid van de centrale stierenkeuring in Den Bosch een levend gewicht van 1463 kg afdrukken en dat record is ook later niet meer gebroken. Had het Doel van Gassel-bloed in de vaderlijn en verder weg ook in de moederstam hiermee nog van doen? Het zou best kunnen.

Er is een tweede hoofdtak uitgegaan van Seike 1’s Sjoerd via zijn zoon Seike’s Sjoerd 2. Deze stam heeft zich ontwikkeld in Noord-Brabant buiten het Land van Cuijk.

Seike’s Sjoerd 2 was gefokt door Frans van Sambeek in St Anthonis uit een moeder zonder verwant bloed en dekte in Boekel. Martien Hanenberg in Boekel vertelde met genoegen over de aankoop. ‘Mijn broer Harrie en ik hoorden van ons vader, dat er een nieuwe stier gekocht moest worden. Als aankomende jongens zijn wij de drie stieren, waarop de fokvereniging een optie had genomen, gaan bekijken zonder ons bekend te maken. Hoewel het zondag was werden we overal binnengelaten. Wij vonden Seike’s Sjoerd 2 de beste van de drie en waren blij, dat vader met de aankoopcommissie het met onze keuze eens was en de stier kocht.’ Seike’s Sjoerd 2 heeft in Boekel goed gefokt, dieren met soort en gewicht, soms wat ondiep. De productie was goed, zodat ook deze stier een eerste premie voor vererving kreeg. 

Van zijn zonen was Jana 11’s Sjoerd de belangrijkste. Hij werd geboren bij die andere bekwame fokker in Boekel, Graard van der Heijden,  en maakte furore in Volkel. Moeder Jana 11 was een beste productiekoe en a.h.w. doordrenkt met Sjoerd-bloed. Volkel werd door Jana 11’s Sjoerd een centrum van stierenfokkerij. Niet minder dan 68 zonen kwamen in het stamboek. De dochters hadden ruime achterstellen en een goede middenhand, maar waren soms wat beknopt. Voor vlot goede exterieur- en melkvererving en gewone vetvererving kreeg de stier een eerste premie toegekend. De zonen verbeterden gemiddeld genomen de melkplas en hielden het vetgehalte op peil. Zoals Tom van de KI Drunen, in 1954 kampioen in Den Bosch en gefokt op de boerderij van het Instituut voor Doofstommen in Sint Michielsgestel. Een andere zoon, Johanna 1’s Sjoerd van Mariaheide, was ook een beste exterieurstier, die weer Cato 2’s Sjoerd, een van de eerste fokstieren van KI De Kempen gaf. Cato 2’s Sjoerd had als MV Emma 22’s Prins, die ook gefokt was door Dorus Rutten.

De Seike’s Sjoerdfokkerij had in Brabant een goede naam, al was men niet zo blij met het feit, dat het aantal vlekpoten merkbaar toenam. Volgens NRS-inspecteur Wim Baltussen liet het Seike’s Sjoerd-bloed zich heel goed combineren met de Prins-fokkerij. Koeien uit de Prins-lijn hadden er nog wel eens last van te vet te worden en daar hoefde men bij de Seike’s Sjoerd’s niet bang voor te zijn.

Het was zeker wel een economische fokkerij, maar ze kreeg de type-wijziging bij het NRS tegen. Op de Nationale van 1954 in Den Bosch kwam de omwenteling. Ook de NRS-tentoonstelling van 1959 gaf weer aanleiding tot discussie, waarbij de waardering voor de koe Corrie 50 van Piet Egelmeers uit Rijkevoort een belangrijke rol speelde. Misschien was het niet helemaal toevallig, dat ze van vaderskant uit het Seike’s Sjoerd-bloed stamde.

Buitenland
In België, Duitsland en Luxemburg zijn veel stieren uit deze bloedlijn gebruikt. Daar werkte de type-wijziging in Nederland niet of pas veel later door. In Duitsland deed zich het fenomeen voor, dat twee volle broers, zoons van Seike 1’s Sjoerd, het hoogste fokpredikaat, namelijk Elite 1, toegekend kregen. Dit waren de stieren Selm en Serano op grond van hun beste productie- en uiervererving. Hun moeder Elsje was gefokt door Piet Goossens in Rijkevoort en als oude koe ingevoerd door Wilhelm Siebers in Rindern (Rheinland). In Duitsland heeft men zeker wel 10 stieren uit het Seike’s Sjoerdbloed gehad, die Elite 1 of 2 geworden zijn.

Van de huidige fokstieren voert op de een of andere manier nog een flink aantal verder weg terug op de Seike’s Sjoerdfokkerij. Op de stierenkaart van juni 2004 van CR Delta is dit bij roodbont bij 13 van de 26 en bij MRIJ bij 11 van de 13 stieren het geval.

Van Seike 1’s Sjoerd mag worden aangenomen, dat hij de voornaamste grondlegger van het Verbeterd Roodbonte Vleesras is.  De basis voor dit vleesras van Nederlandse origine is gelegd door dikbillen uit het MRIJ-ras. Er zijn een tiental KI-stieren in Brabant en Limburg bekend, waarvan dikbilkalveren geboren zijn en  acht van hen voeren in hun afstamming op Seike 1’s Sjoerd terug. Als tussenschakels gelden vooral Mina’s Sjoerd 15 en Geertje’s Sjoerd 6.

Dorus Rutten maakte dit alles niet meer mee. Hij vertrok met zijn gezin in 1948 naar het toen nog zeer verre Texel, waar hij en later zijn zonen een goed zwartbont bedrijf opgebouwd hebben. Voordien was hij nog actief geworden als bestuurder zoals  bestuurslid van de Bond Land van Cuijk en lid van de Provinciale Commissie van toezicht op de KI. Ook was hij politiek actief als lid van Provinciale Staten van Noord-Brabant.

Persoonlijke initiatieven lagen ten grondslag aan de Seike’s Sjoerdfokkerij, genomen door een Peelpionier zoals  Dorus Rutten zeker genoemd mag worden.

Moergestel, juni 2004  Fr. Kuijpers