Zodra het zomer werd trokken de jonge boeren de weilanden in om koeien te beoordelen. Later toen de ligboxenstallen kwamen kon dit voortaan ook op stal. Dit gebeurde onder leiding van een of meerdere instructeurs. Het doel was kijk op koeien te krijgen, goede kwaliteiten te leren waarderen en gebreken te onderkennen. Meestal was het een avond in de week cursus, al waren er ook fanatieke clubs die vaker in de week op pad gingen. Zeker tegen de tijd dat men tegen elkaar uitkwam in de kringwedstrijd.
Op naar de kring
De kringwedstrijd kende meestal drie onderdelen. Op de eerste plaats een vijftal koeien onderling plaatsen en motiveren, waarom de plaatsing zo was. Dit gebeurde met een schriftelijke toelichting. Daarnaast werden meestal twee koeien beoordeeld op papier volgens het keuringsrapport van het NRS. Vaak was er ook een algemeen theoretisch gedeelte. Aanvankelijk bestond dit uit het klasseren van melklijsten naar melkhoeveelheid en vetgehalte. Het eiwitgehalte in de melk speelde toen nog geen rol in de uitbetaling en de fokkerij. Later gingen de vragen over de nieuwere inzichten in de fokkerijleer.
De betere deelnemers mochten dan na de middag op drie of vijf andere koeien mondeling hun kennis demonstreren en dat leverde voor hen de definitieve plaatsing op.
Het waren de instructeurs die de organisatie op zich namen in nauw overleg met het kringbestuur. Zij kozen het bedrijf uit en regelden de geleiders, terwijl de kring zorgde voor de inwendige mens, de wedstrijdformulieren en de prijzen. Door de jaren heen trokken de kringwedstrijden bij elkaar 100 tot 175 jongeren per jaar, afhankelijk van de periode of er meer of minder animo was voor bedrijfsopvolging. Sporadisch deden ook meisjes mee. Ank van de Biezen uit Rosmalen, Ineke Ouwens uit Oss en Anda van der Linden uit Nuenen stonden als jonge vrouwen hun mannetje. Vooral de wedstrijden in de kringen Helmond, Eindhoven en Eersel trokken veel deelnemers, soms meer dan 30 per kring. Kring Eersel had zelfs enkele keren Omroep Brabant op bezoek.
Climax op de Interkring
Als de kringwedstrijden geweest waren kwam de grote dag van de Interkring, de provinciale happening. Eigenlijk waren er twee Interkringen, een voor roodbont en een voor zwartbont, die immers in die tijd volkomen gescheiden waren van elkaar. Op de zwartbonte Interkring domineerde de kring Breda, die het grootste gedeelte van West-Brabant besloeg. De rundveebeoordeling daar is uitvoerig beschreven door Toon Naalden uit Etten-Leur in zijn boek over de Jonge Boerenactiviteiten in West-Brabant.
De Interkring roodbont was ieder jaar in augustus in een andere kring. Als selectiesleutel gold een op de vier deelnemers aan de kringwedstrijden. De instructeurs deden als aparte groep mee. Voor de organisatie tekende het secretariaat in Tilburg van de RKJB, of later het AJW. Daar vanuit was dan de consulent aanwezig zoals Peter Rademakers, Jan Cuppen, Arno Franken of Nellie Raedts.
Gewerkt werd volgens het boekje van het Technisch Landbouw Jongeren Werk (TLJW).
Er was een jury die meestal bestond uit een ervaren keurmeester, de inspecteur van het NRS en de fokkerijspecialist van het consulentschap.
Een hectisch moment was op het einde van de ochtend de bekendmaking wie door mocht in het namiddag- gedeelte. Dat was een minderheid met 20 à 25 gelukkigen. Miskleunen vielen buiten de boot, maar als je net een wat andere kijk op de koeien had dan de jury hoorde je er evenmin bij. De jury diende dan stevig in haar schoenen te staan. Toch was het belangrijk om je eigen lijn te volgen en niet af te gaan op wat je dacht over de voorkeuren van de jury. ’s Middags was het meest attractieve deel met plaatsing en mondelinge toelichting van vijf koeien. Voor de koeien zelf en hun begeleiders een lange middag. Voor de deelnemers die als laatste aan de beurt waren was het lang wachten in afzondering. Men mocht immers niet zien of horen hoe de voorgangers het deden. De einduitslag bepaalde wie gewonnen had en de winnaar mocht zich voor een jaar provinciaal kampioen noemen. Vaker dan eens viel deze prestatie ten deel aan Jasper van den Heuvel uit Vredepeel, Jan Thijssen uit Cuijk-Vianen en Arie van den Oever uit Eerde.
Door naar de landelijke wedstrijd
De gewestelijke top ging daarna door naar de landelijke wedstrijd in KNBTB-verband en de prijswinnaars daar gingen weer verder tot de nationale wedstrijd van de drie CJO’s. De Brabanders streden daar met wisselend succes. Aan competitie was dus geen gebrek.
De instructeurs
De animo in Brabant was te groot om de cursussen veebeoordeling alleen te laten geven door de inspecteurs van het stamboek of de fokkerijspecialist van het consulentschap. Vandaar dat het instituut van de instructeurs in het leven werd geroepen. Iedere drie à vier jaar kregen de beste deelnemers aan de kringwedstrijden de gelegenheid om de instructeurscursus te volgen. Deze bestond uit een viertal lesdagen praktijkles en fokkerijleer. Het streven was om exterieurkenners op te leiden, maar niet exterieur- aanbidders. Met een heus examen en een diploma werd de instructeurscursus afgesloten.
Zij waren dan bekwaam genoeg en hadden voldoende lef om de instructies te verzorgen. Voor het beoordelingsseizoen aanbrak werd alles weer opgefrist op de instructeursdag. Deze is nogal eens gegeven op de boerderij van Huize Padua in Boekel of Coudewater in Rosmalen. Op deze instellingen waren altijd wel voldoende geleiders beschikbaar. Ter afsluiting van het seizoen volgde dan het jaarlijkse uitstapje in de herfst bij voorkeur naar fokkers in andere provincies of ook wel over de landsgrens. Het slot was meestal heel gezellig.
Betere kijk op koeien
De rundveebeoordeling kent een lange geschiedenis. Voor de Tweede Wereldoorlog maakte ir. Joh. Tromp van het Rijksveeteeltconsulentschap al melding van gehouden wedstrijden in Dongen en Haaren. Ook in Gilze, Sint Oedenrode, Schaijk en Prinsenbeek met meestal deelname uit meerdere plaatsen tegelijk. Het doel was op de eerste plaats om animo en liefde voor de veeverbetering te bevorderen. De opgedane kennis kwam goed van pas bij de eigen veestapel met name bij de selectie en stierenkeuze.
Daarnaast kwamen de betere beoordelaars aan bod als Jonge Boeren jurylid op de grote fokveedagen, zoals Cuijk en Veghel. Zo ook op de jaarlijkse keuring van Peelland in Vlierden. Geregeld kwamen er keurmeesters voort uit de gelederen van de instructeurs. En ook gold dat voor menige bestuursfunctie in de veeteelt- of boerenwereld.
Tijden veranderen
In de jaren tachtig veranderde er veel door de Holsteinisatie. Zo waren er enkele jaren waarin veel bedrijfsopvolgers overstapten op zwartbont HF. Bij de veebeoordeling kwam de nadruk meer op uiers en benen te liggen. Het type verloor zijn toonaangevende rol bij de exterieurkeuring. Het kenmerk type verdween in 1996 zelfs van het officiële stamboekrapport en zou pas ongeveer twintig jaar later weer terug keren in de beoordeling.
Eerder was het kenmerk robuustheid daarvoor in het leven geroepen.
En tot slot
Met koeienkennis zal dat niet zozeer te maken hebben gehad maar feit is dat sommige deelnemers het in de maatschappij ver hebben gebracht. Wel zal dit verband houden met een scherp en juist oordelend vermogen en de gave van een heldere spreektrant. Eigenschappen die altijd wel van pas komen.
Augustus 2022, Frans Kuijpers